Een gesprek met Emine Isciel, Head of Climate and Environment bij Storebrand rond biodiversiteit
Towards Sustainability wil naast de klassieke klimaatproblematiek ook een even belangrijke focus op biodiversiteit leggen. Daarom spraken we met Emine Isciel, Head of Climate and Environment bij Storebrand, Noorwegens grootste private investeerder en een pionier op het vlak van beleggen in biodiversiteit.
Het belang van ontbossing in de klimaat- en biodiversiteitscrisis is evident. Ontbossing staat centraal in uitdagingen rond klimaat, biodiversiteit, voedsel- en waterzekerheid. De vier grondstoffen die meest bijdrage aan ontbossing en biodiversiteitsverlies zijn soja, palmolie, rundvlees en hout. Deze vier zijn verantwoordelijk voor tachtig procent van de wereldwijde ontbossing.
“Dankzij kaders zoals bijvoorbeeld de Taskforce on Nature-related Financial Disclosures (TNFD) kunnen bedrijven en de financiële sector hun impact en natuurafhankelijkheden beoordelen, rapporteren en ernaar handelen” zegt Isciel. "Dit is een belangrijke stap in de juiste richting en kan ons helpen om natuur te integreren in het besluitvormingsproces. Toen wij in 2019 de Storebrand Deforestation Policy opstelden, kon geen enkele grote dataleverancier ons informatie over ontbossing bezorgen. Ondertussen is het mogelijk zo'n tweeduizend bedrijven te screenen op hun impact op ontbossing.
“Financiers richten zich meestal op sectoren met hoge uitstoot, zoals energie of transport,” verklaart Isciel. “Maar ontbossing komt gelukkig meer en meer op de financiële agenda. Voor soja, palmolie en leer dat in verband kan gebracht worden met ontbossing maakt Europa bijvoorbeeld de toegang tot de markt een stuk moeilijker. Hoewel we het algemene doel van de wetgeving ondersteunen moeten we voorzichtig zijn: die verstrenging heeft soms ook ongewenste gevolgen. Veel van de kleine boeren die cacao verbouwen hebben het moeilijk om aan alle rapporteringsverplichtingen te voldoen en in orde te zijn met de komende reglementering. In het ergste geval verliezen ze de toegang tot de EU-markt.
“Er is ook het Investor Policy Dialogue on Deforestation (IPDD),” gaat Isciel verder. “Dit door investeerders geleid initiatief wil via dialoog met overheidsinstanties, sectorverenigingen, en andere belanghebbenden ontbossing in enkele van 's werelds meest biodiverse en koolstofabsorberende biotopen tegengaan. Het gaat om 81 institutionele investeerders uit 21 landen, met een gezamenlijk beheerd vermogen van 10,5 biljoen USD.”
Dat duurzaamheidsinspanningen op korte termijn een financiële impact hebben, vindt Isciel weinig relevant. “De business case voor biodiversiteit wordt steeds duidelijker voor langetermijninstellingen. Maar er is wel behoefte aan een verschuiving van bewustwording naar actie. Vaak wordt het gebrek aan data als excuus gebruikt voor inactiviteit. Aan de andere kant beseffen meer en meer investeerders en bedrijven dat hun cashflows afhangen van ecosysteemdiensten zoals bestuiving of waterzuivering en proberen ze hun impact en afhankelijkheden te beoordelen. Het is absurd te denken dat financiële welvaart kan blijven groeien wanneer de natuur verder achteruitgaat. De klimaat- en biodiversiteitskeuzes beïnvloeden met andere woorden ook de financiële bottom line.”
“Al zijn er wel altijd afwegingen te maken. Denk aan zonnepanelen: essentieel voor de energietransitie, maar vaak ook genoemd in kwesties zoals dwangarbeid.”
Transparantie
Transparantie is volgens Isciel essentieel. “Transparantie is het belangrijkste , omdat dat de enige manier is om investeerders verantwoordelijk te houden. Het is duidelijk dat de Klimaatconferentie van Parijs en Het Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework - vergelijkbaar met het Verdrag van Parijs, maar dan voor natuur en biodiversiteit - voor een trendbreuk hebben gezorgd. Dat kan echt geldstromen verleggen en dat is belangrijk: twee derde van het geld is immers in private handen. Overheden moeten zorgen voor zowel transparantie als een stimulerende investeringsomgeving, en een gelijk speelveld voor degenen die op de juiste manier werken,” zegt Isciel. “Ik vind de Europese Green Deal dan ook een goeie zaak om de toewijzing voor groenere oplossingen te ondersteunen. Een van de belangrijkste innovaties is de introductie van dubbele materialiteit, wat wij verwelkomen. Er is echter behoefte aan meer uniforme standaarden in verschillende jurisdicties. We kennen in Europa de taxonomie en de PAI’s, maar je ziet overal ter wereld taxonomieën opduiken. Voor een asset manager die wereldwijd actief is, wordt het dan wel soms moeilijk. Taxonomie legt ook de nadruk op klimaat, maar niet perse op biodiversiteit.”
“Ministers van financiën zouden meer aandacht moeten richten op biodiversiteitverlies. Ze hebben belangrijke hefbomen die ze kunnen inzetten om de noodzakelijke natuurinspanningen te versnellen en de doelen van het Global Biodiversity Framework te realiseren,” aldus Isciel. “Om dat te laten gebeuren en kapitaal efficiënt te verschuiven naar duurzame oplossingen, moeten beleidsmakers het volledige scala aan economische beleidsmaatregelen gebruiken dat tot hun beschikking staat, waaronder het hervormen van schadelijke subsidies. Je moet coherent zijn. Tot nu toe zijn de meeste financiële stromen niet in lijn met het Biodiversiteitsplan, waarbij honderden biljoenen dollars worden verplaatst zonder voldoende erkenning van de impact of afhankelijkheid van de natuur. Het Do no harm-principe zal alleen maar kunnen als alle financiële stromen geallinieerd worden. Financing green maar ook greening finance."
Isciel geeft het voorbeeld van Noorwegen, waar een debat woedt over diepzeemijnen. De Noorse overheid wil een enorm gebied openstellen om te mijnen naar zogenaamde schaarse grondstoffen, zoals cobalt. Storebrand heeft de overheid alvast afgeraden dit te doen.
“Je zou als overheid dit niet mogen toelaten, laat staan subsidiëren. Heel veel studies tonen de verwoesting aan die diepzeemijnen zou kunnen meebrengen en wetenschappers beweren dat we de mineralen ook niet nodig hebben om de transitie te doen slagen. Er moet een coherentie komen tussen wat met publiek en wat met private middelen gebeurd.”
Een van de harde criteria van het Towards Sustainability-label is het actief aandeelhouderschap. Ook bij Storebrand een speerpunt. “Ik denk dat de mensen soms een verkeerd beeld hebben van actief aandeelhoudersschap. Het staat wat mij betreft niet lijnrecht tegenover desinvesteren. Al zijn er wel een aantal rode lijnen : kool moet in elk aanbevolen IPCC-scenario zo snel mogelijk uitgefaseerd worden. Met de meeste bedrijven is het gesprek echt wel opgeschoven, het gaat echt om een dialoog, en samenwerking en om bedrijven te ondersteunen bij het beperken van hun risico’s en het benutten van kansen, niet om een conflictmodel. Wij geloven dat we grotere resultaten kunnen behalen door samen te werken met onze collega’s. Daarom nemen we actief deel aan samenwerkingsplatforms voor investeerders, zoals Nature Action 100+. Veel bedrijven zien daar ook het nut van in en vragen soms onze hulp bij assessments van nieuwe projecten. Als we niet succesvol zijn in onze betrokkenheid, kunnen we escalatie overwegen, wat kan betekenen dat we de kwestie aankaarten op een algemene vergadering of de bedrijven op onze observatielijst plaatsen. Het laatste redmiddel is desinvestering. Ons uitsluitingsproces is grondig. Alle documenten die zijn opgesteld over uitsluitingszaken zijn geanonimiseerd, en de definitieve beslissing wordt genomen door het senior management. Ze zien geen financiële gegevens; de focus ligt puur op duurzaamheidsrisico en de kans op herhaling, in plaats van op financiële parameters over het probleem. Op basis hiervan besluiten zij of we doorgaan met investeren of niet.
Een van de harde criteria van het Towards Sustainability-label is het actief aandeelhouderschap. Ook bij Storebrand een speerpunt."